15-12-2025 | PFZW staat er goed voor. Eind november bedroeg de dekkingsgraad 124,3%. Dat betekent dat voor elke 100 euro die PFZW vandaag én in de verre toekomst aan pensioen moet uitbetalen, er nu ruim 124 euro in kas is.
Dat is goed nieuws, vlak voor de overstap naar de nieuwe pensioenregeling op 1 januari 2026. Blijft de situatie zo goed tot het eind van dit jaar? Dan kunnen de pensioeninkomens eenmalig nog wat meer omhoog dan de eerste berekening liet zien. Die eerste berekening heeft iedereen in oktober of november ontvangen.
Dit is de op een-na-laatste keer dat we de dekkingsgraad bekend maken. De allerlaatste keer is op 29 januari, wanneer we dekkingsgraad van eind december publiceren. Want als we op 1 januari overstappen op de nieuwe pensioenregeling, bestaat die dekkingsgraad niet meer. Vanaf dat moment kijken we vooral naar de rendementen op de beleggingen. Deelnemers die nog niet met pensioen zijn, kunnen vanaf april 2026 maandelijks in de Mijn-omgeving zien hoe het daarmee gaat. Wie wel al een pensioeninkomen heeft, kan de ontwikkeling per kwartaal volgen.
In 2026 gaan de pensioenen voor bijna iedereen omhoog. Het is de vierde verhoging sinds 2021. De verhoging in 2026 is hoger dan anders, omdat we de reserves die er zijn, bij de overstap naar de nieuwe regeling voor een groot deel kunnen uitkeren. We houden wel nog een kleinere reserve achter de hand, onder meer om de pensioeninkomens in slechte tijden te beschermen.
Omdat we de reserves in 2026 voor een groot deel uitkeren, zijn die reserves dan weg. Zo’n grote verhoging als in 2026, zal in de jaren daarna dan ook niet snel meer plaatsvinden. De verhoging in 2027 en 2028 zal ook om een andere reden beperkt zijn: we spreiden mee- en tegenvallers over meerdere jaren. Zo zorgen we voor stabielere uitkeringen.
Hoe werkt dat spreiden van meevallers en tegenvallers? Elk jaar kijken we wat het rendement is van 1 oktober tot 30 september het jaar daarop. Een derde van dat rendement (positief of negatief) verrekenen we met de pensioenen van het jaar daarop. De rest van het rendement zetten we apart. Het jaar daarop doen we hetzelfde, én doen we daarbovenop een derde van wat er nog apart staat. Zo gaat het jaar op jaar. In de eerste jaren na de overstap betekent dat een kleinere aanpassing van de pensioenen, omdat we nog niet veel rendement apart hebben gezet. In de jaren daarna komt de jaarlijkse aanpassing steeds dichter in de buurt van het gemiddelde rendement over de achterliggende jaren.