Wat begon als een schuldhulpproject in 2017, is uitgegroeid tot een van de meest ambitieuze regionale samenwerkingen in de Nederlandse zorg. Twentse Koers brengt 300 zorg- en welzijnsorganisaties samen in 24 projecten. ‘Waar kunnen we elkaar helpen in het belang van onze inwoners?’ Die vraag van oprichter Elise Hol zette acht jaar geleden een beweging in gang die alleen maar groter is geworden.
In 2015 werden grote delen van het sociaal domein overgeheveld naar gemeenten. Gemeenten kregen er taken bij en zorgpartijen zagen hun opdracht veranderen. Al snel rees de vraag: hoe verhouden al die nieuwe taken zich tot de zorg? Hol bracht veertien gemeenten en zorgverzekeraar Menzis rond de tafel. ‘In eerste instantie was het gewoon een soort snuffelstage: elkaar leren kennen, vertellen’, aldus Hol.
De doorbraak kwam in 2017, met een schuldhulpproject voor mensen met schulden bij de zorgverzekeraar. Voor kleine gemeenten onhaalbaar, maar toen de 14 Twentse gemeenten en Menzis hun krachten bundelden, kon iedereen meedoen. Resultaat: 1.500 mensen schuldenvrij en weer in beeld bij zorgverzekeraar en gemeente, zodat ook andere problemen konden worden aangepakt.
Vanuit dat succes groeide Twentse Koers organisch met projecten rondom schulden, ouderenzorg en verwarde personen. Samen met Twente Beter, het samenwerkingsverband van zorgorganisaties, schreven ze het regioplan dat de basis zou vormen voor de verdere samenwerking. Twente Beter richt zich vooral op de medische, langdurige zorg; Twentse Koers op het snijvlak met het sociaal domein en de beweging naar preventie.
Toen in 2022 het Integraal Zorgakkoord er kwam, was dat een bevestiging dat ze op de goede weg waren. ‘De toekomst van zorg en welzijn zit in domeinoverstijgend samenwerken, in regionaal samenwerken.’
Vandaag de dag faciliteert Twentse Koers, met bijna vijftig medewerkers, de samenwerking tussen alle gemeenten, Menzis, GGD Twente, de provincie en driehonderd zorg- en welzijnspartijen. ‘Strategisch bundelen we onze krachten over over de grenzen én belangen van organisaties en gemeenten heen. Maar de uitvoering is altijd lokaal, zodat het past bij wat daar werkt’, benadrukt Hol.
De kracht van Twentse samenwerking wordt pas echt zichtbaar in de uitvoering. Neem het project respijtzorg en logeerzorg. Mantelzorgers dreigen overbelast te raken. Een van de oplossingen is geplande logeerzorg – zodat er voor hun naaste gezorgd wordt en zij zelf even rust hebben. Bijvoorbeeld tijdens vakantie of wanneer de mantelzorger zelf een operatie moet ondergaan en daardoor even niet in staat is om voor hun naaste te zorgen. Maar hoe realiseer je in heel Twente zulke plekken, en hoe financier je dat?
Twente creëerde acht bedden, verspreid over de regio en beschikbaar voor alle inwoners, ongeacht waar zij wonen, zorg ontvangen of verzekerd zijn. De financiering werd gezamenlijk geregeld door alle Twentse gemeenten en Menzis. ‘Het maakt niet uit waar je bent verzekerd, of waar je woont’, zegt Hol. ‘Dat vind ik er ook zo mooi aan: het is echt iets van ons allemaal. Dit hebben we samen gecreëerd.’ De bedden zijn een groot succes. Huisartsen, praktijkondersteuners en casemanagers verwijzen mantelzorgers door.
Een ander voorbeeld is Samen Indiceren. ‘Wijkverpleegkundigen kennen hun cliënten, kennen de situatie, hebben een vertrouwensband’, vertelt Hol. ‘Maar wanneer er een Wmo-voorziening nodig is, moet er een heel traject gestart worden bij de gemeente, vaak met een huisbezoek en een heel indicatieproces.’ De oplossing in Twente: wijkverpleegkundigen mogen zelf Wmo-ondersteuning indiceren.
Dat idee stuitte aanvankelijk op argwaan. Gemeenten vreesden exploderende kosten, medewerkers voelden zich gepasseerd, zorgverzekeraars vroegen zich af waarom verpleegkundigen Wmo-werk gingen doen. ‘Als wij destijds in die verwachtingen en angsten waren blijven hangen, waren we hier nooit gekomen’, aldus Hol.
Twentse Koers zette alle partijen aan tafel en monitorde nauwgezet. ‘Toen zagen we: de Wmo-aanvragen namen niet toe. Bijna alle indicaties zijn in één keer goed. Inwoners werden sneller geholpen en hadden contact met een voor hen bekend en vertrouwd persoon. En we zien ook nog dat de zorgkosten afnemen doordat er slimmer gekeken wordt naar de benodigde hulpmiddelen.’
De projecten van Twentse Koers raken direct aan de toegankelijkheid van zorg en ondersteuning, en verlichten de druk op onder andere de eerstelijnszorg. Het huisartsentekort in de regio maakt deze aanpak des te relevanter. ‘We moeten wel, we hebben geen keus. We moeten kijken hoe we dat anders kunnen organiseren’, aldus Hol. Twentse Koers richt zich daarom steeds meer op preventie en de verschuiving naar de ‘voorkant’ van de zorg en welzijn. Niet pas ingrijpen als iemand ziek is, maar voorkomen dat het zover komt.
Twentse Koers kent veel successen, maar heeft ook te maken met uitdagingen. De grootste: financiële onzekerheid. ‘Wij hangen continu van tijdelijkheden aan elkaar’, zegt Hol. Echte transformatie vergt jaren, maar de financiering loopt vaak slechts één of twee jaar. ‘Dit is de toekomst, dat zien we in onze resultaten. Maar het vraagt lef, van het Rijk en in de regio’s, om daarin te durven investeren.’